Krassen in mijn arm.
En niemand die het weet.
Ik voel me schuldig.
Ze vinden me vast een ‘meeloper’.
Ik kan er niks aandoen.
Ik weet niet wat ik anders moet.
Krassen in mijn arm.
Één iemand die het weet.
Nog steeds voel ik me schuldig.
Ik moet huilen.
Maar het lukt me niet.
Op mijn ogen zit een slotje.
Een slotje waarvan ik de sleutel kwijt ben.
Door dat slotje worden al mijn tranen tegen gehouden.
Wanhopig zoek ik naar de sleutel,
maar vind hem niet.
Ik zoek wanhopig door,
maar een glinsterend iets lijd me af.
Het glinsterende iets,
is de oorzaak van de krassen op mijn arm
Het roept me.
In trance grijp ik het ding.
En weer gebruik ik het,
op een manier waar het eigenlijk niet voor is bedoeld.
Het schuldgevoel kruipt omhoog.
Ik durf het niet aan de persoon die het weet te vertellen.
Uit angst dat diegene boos wordt.
Krassen in mijn arm.
Een iemand die het wist,
maar nu is het te laat.