De onzichtbaarheid van je bestaan doet de leugen goed,
laat hem leven en voortbewegen, zoals jij iedereen bewerkt.
De onmogelijkheid is niet meer onmogelijk, maar waar,
jij bent weer terug in mijn leven.
Ik mis je, voordurend, mijn gedachten worden geteistert
door jou onbeschrijfelijk gezicht. Je lippen, je ogen.
Je handen die mij aanraakten, keer op keer.
Steeds denk ik aan je, met tranen in mijn ogen
val ik nooit meer in slaap. Mijn kussen is vochtig.
De nacht plaagt mijn verbeelding, laat jou mijn kamer inlopen,
nooit vergeet ik je meer, je bent een stuk van mij.
Je handen die me pijn deden, je woorden die me verkrachten.
Ik haat je, ik hou van je... alles is onwerkelijk.
Mijn lieve liefste, zoals ik je ooit noemde.
Mijn grootste vijand, ik mis je, is wat ik nu roep
naar de stille maan, die me aankijkt, alsof hij wil zeggen,
verander nu je denkbeeld, hij kijkt niet meer naar je
met heftige behoeften, waar jij aan moet voldoen.
Wat jij mij hebt aangedaan vergeet ik nooit meer,
je hebt een gedeelte van mijn hart gesloopt, begraven.
Mijn diepste wrok komt boven als ik mijn lievelingsauto rijden zie.
Je hebt de pracht van mijn leven vermorzelt,
vermaalt tot gruis, tot niets meer over was,
je strooide het uit over een rivier, en liet mij drijven
in de ondoorzichtbaarheid van de toekomst.