Zijn ogen openen zich en vechten tegen het zonlicht,
hij hoest, zijn longen zijn geen lucht meer gewend.
Welk jaar zou het zijn, het is allemaal zo lang geleden,
zou hij nog familie hebben, mensen die hij kent?
Hij probeert op te staan, zijn benen voelen zo zwaar,
langzaam drukt hij zich op aan de rand van zijn kist.
Een paar minuten staat hij voor een grote zwarte deur,
hij doet hem open maar ziet niks meer dan wat mist.
Hij hoort mensen schreeuwen niet ver van hem vandaan,
hij probeert te praten maar zijn stem doet niks, kanker.
Vergeten dat hij zich had laten invriezen tegen een ziekte,
hij kijk naar zijn lijf, vroeger zo dik en nu zoveel slanker.
De mist trekt op en hij ziet de wereld van nu,
hij voelt tranen opkomen, er is alleen maar dood.
Zo staat hij daar een paar minuten machteloos te kijken,
zijn kleding veranderd van wit naar bloed rood.
Niemand heeft hem gemist, er is niemand meer,
stapt weer terug in zijn vrieskist en zet hem op dodelijk koud.
Hij doet zijn ogen dicht en denkt terug aan de wereld van vroeger,
'Waarom zou je in een wereld blijven waar niemand meer van je houdt'
Het ijs heeft zijn hart voor altijd bevroren,
maar wat maakt het uit, niemand is hem eigenlijk verloren.