Terwijl het water de kade streelt,
de maan en de sterren,
weer een prachtig samenspel opvoeren,
hoor ik jou stem van verre,
Was jij maar bij me,
je bent ik mijn hard,
maar ik kan je warmte niet meer voelen,
mijn gedachtes maken me verward,
ik wil de tijd stil zetten,
even bij mezelf zijn,
maar de maan blijf me aankijken,
terwijl mijn leven aan me voorbijflitst als een trein,
Ik kijk naar mijn verleden,
ik zie een prachtig kind,
Maar ik zou wel eens willen weten,
wat de toekomst van me vindt,
Ik zie aleen maar leegte,
en terwijl ik mijn ogen open,
zie ik de tijd in een zandloper,
aan mezelf voorbij lopen,
Ik hoor je weer,
Ik ben je kwijt,
en terwijl de zee kwaad is geworden,
voel ik dat mijn hard in 2en splijdt,
om voorgoed ieder zijn eigen weg te gaan,
ik splits mezelf in 2en,
onder de ogen van de maan,
Nog steeds heb ik mezelf niet gevonden,
En nog steeds hoor ik mijn stem,
in tijden van pijn,
en weet ik dat ik altijd aleen zal zijn.