Jij met je geklaag.
Jij met je gejammer.
Jij met je gezeur.
Jij met je wetten.
Jij met je alles beter weten.
Jij met je eeuwige verwijten.
Jij : je beseft niet dat iedereen anders is.
Jij : je kan er niet tegen dat iemand een andere mening heeft.
Jij : je dwingt je eigen mening op.
Jij : leer eens te aanvaarden dat iedereen niet is zoals jij wilt.
Jij : leer vooral eens mij te respecteren.
Jij : leer me eens te aanvaarden zoals ik ben.
Jij : probeer geen zelfbeeld van me te maken.
Ach het heeft geen zin.
Jij : hervalt steeds terug naar je oude zelf.
Jij : draait als een haan op de kerk met de wind.
Ach het heeft geen zin.