Hoeveel tijd bestaat er tussen de ruimte in je hoofd en de benen waarmee je loopt?
Regent het er weleens stenen?
Loopt er weleens een engel met je mee?
Vergeet jij ook weleens alles om je heen?
Zonder dat je weet wat iemand maar ook ooit tegen je gezegd heeft?
Die schemerende rustkappen van je sluimerend geheugen
Zachte laag van transparante vochtigheid
Wil je dan uitrusten?
Kom maar, neem mijn hand, ga maar met me mee
Spiegelende slapen tegen zwart wit betegelde wanden, samenvallend met een gemene groen sliert dat lijkt op klimop
Heftige liederen balkerend vol van blakende wanhoop
Dat zijn de wegen waarover je op een rechte lijn heen gaat
Kijk er naar, doe wat je ermee wilt, maar verenig je er niet mee
Broeierige armen, het koude zweet op je rust
Volg mijn maan die achter jouw zon is verstopt
Geef het de antwoorden waar je als een wolf om huilde
Verlaten op een rotspunt, driftig zoekend naar een ravijn
Laat je nu maar bewegen in alle transcendaliteit die jouw lichaam mag krijgen van je ziel
Drijf niet verder af, maar loop met mij mee.