Ik lig beneveld in het dunne gras,
de ragen kust mij zacht,
ik wil vergeten hoe het was
eens, in een andre nacht.
Wanneer de wind zal zijn geluwd
tot een gefluister lied,
dan vier ik, aan de stroom gehuwd,
mijn bruiloft bij het riet.
Daar hecht mijn groene bruidegom
de lelies langs mijn lijf,
daar kust zijn koude mond mij stom,
daar streelt zijn arm mij stijf.
Zo neem ik mijn bruidegom mee
de dagen van het jaar,
en ergens in de open zee
vervloeien we in elkaar.
Eens dauw ik op het dunne gras
en regenend kus ik zacht
wie wil vergeten hoe het was
eens, in een andre nacht.