Daar ligt ze te slapen op het houten bankje, bedolven onder rozen
Ze snurkt als een marmot die een winterslaap houdt nadat de zomer ons heeft gebroeid
Ze trekt zich terug in haar verborgen kant van het leven, maar ze blijft licht blozen
In haar slaap droomt ze over haar verre verleden en soms over ons geluk dat als een wekker eventjes loeit
Deze nacht duurt lang maar ik ben niet bang dat haar hartslag mij geleidelijk aan niet meer mag
Dit is een lange, maar geen eeuwige slaap: we laten mekaar vrij als ze ligt op haar zij