Fragment uit 'Geen eiland meer'.
Tot hij ontplofte.
De jaloerzigaard. /
Niet tevreden met zijn niet onbelangrijke taak:
de grootste te zijn buiten het middelpunt. /
Hij wou de hoogste zijn, dus het middelpunt. /
En zette zijn donkerte aan zich uit te zetten
zodat zijn licht groter werd.
De wet overtreden. / Door zijn hoogmoed
ontplofte hij. / Zoals een ketel die men
teveel verhit. / Een schakel verbroken. /
Het systeem kapot gedaan. / De structuur
verminkt.
De anderen niet ontzien voor zijn eigen
glorie. / Tekortgedaan. / De
wijsheid weten dat hoogmoed steeds verminkt. /
Maar het niet geloofd. /
Je zult niet sterven. / Je zult als God
zijn: een middelpunt.
De waarheid tot leugen gemaakt en de leugen
als waarheid verkondigd. / Het zelfbedrog
dat anderen verleidde. /
Van een dronkaard krijgt men de meeste pinten
om hem te steunen in zijn waan.
Hij heeft de waan verkozen om niet te moeten
zien dat hij verkeerde dingen doet, die de
put van zijn ondergang graven. /
Hij wil gelijk hebben in zijn ongelijk.
Zelfs als zijn daad zichtbaar onherroepelijk
is, wil hij nog niet zien. / Hij wordt
een deug-voor-niet die licht zal brengen dat
hij niet heeft. / De leugen wordt zijn
licht.
Duisterheid. / De waarheid verborgen. /
De tijdelijke oplossing brengend die steeds
naar nieuwe leugen leidt en uiteindelijk
naar de ondergang.
O, zijn misleidend spel, niet opgevend het
middelpunt te willen wezen. / Zijn macht is
licht en donker. / Hij heeft ons geleerd
niet meer naar boven te kijken waar dag en
nacht niet is, maar naar onze navel.
Ons oog verkwanseld voor onze veiligheid. /
Als wij het licht zien heeft zijn duisterheid
geen vat meer. / Dan is zijn spel
uitgespeeld en is het gevaar van zijn ondergang
geboren.
Berouw is niet zijn aard, hij probeert altijd
opnieuw waar geen standvastigheid te vinden
is. / Elk moment van zwakte buit hij uit. /
Onverbeterlijk. / Iedereen moet vallen
voor zijn waan.