Fragment uit Geen eiland meer'.
Het wapen ontdekt om vlugger en efficiënter
te kunnen doden. / Macht verwerven,
zodat al de anderen op jacht moeten gaan en zij
kunnen stoeien. / Of het paradijs: het
leven volgens de wet.
Het éne dier at het andere op, en niemand
kloeg. / Het graasde het gras en verscheurde
zijn prooi en men plukte van de bomen. /
Tot die éne ons de onsterfelijkheid bracht,
om ons angst te brengen voor dood.
Het eerste punt van zijn macht. / En wij
belanden aan de ploeg. / Een levend voor de
boeg met duizend voren dat steeds het
sterven zou brengen.
Voor de smaak van het vergiftigd fruit leefden
wij in gelukzaligheid, want wij wisten niet
van de dood. /
'Als ge daar van eet zult ge sterven', zei de
ene. / 'Gij zult niet sterven als ge daar van eet,
zei die andere ene.
En wij aten, en wij stierven. / Niet zonder
eerst smart te hebben beweend en angst te
hebben beleefd. / Ieder uur kon 'ons' uur zijn. /
Wie niet gehoorzaam is, sterft niet!
Die leugen! Zij bracht de sterfelijkheid om hèm
eeuwig te laten leven. / Uitstellen ons
uur. / Zwoegend blijven wij in leven. /
Het brood wordt van tel. / Hoe meer brood,
hoe langer wij leven.
De zekerheid!
De zekerheid nog niet te sterven is: hoe meer
brood wij verwerven hoe langer wij leven. /
De anderen het zwoegen beletten. / Er
is niet genoeg voor iedereen, is onze angst. /
Wij kunnen te weinig werken!
De moeheid overvalt ons, wij worden moe van
het vele zwoegen en moeten rusten. /
Wij eten altijd op, wat wij winnen. / Wij
kunnen de broden niet opstapelen om zeker
te zijn.
Als wij de anderen hun kop inslaan hebben wij
tien broden meer. / Maar, wij kunnen ze
niet allemaal tegelijk opeten. /
Een middel gevonden!
Het goud dat blinkt! / De mens is verzot
op al wat glanst en licht weerkaatst.
Het doet hem schitteren en glitteren. / De
belofte als God te wezen, een beetje
waar gemaakt. Want God is het licht. /
Voor dat goud geven ze hun broden af en zwoegen
nog wat meer.
Ik maai geen graan meer. / Ik hoed geen
schapen. / Ik zoek goud om hun broden te
kopen. / Eén onsje goud voor vele broden. /
Want zij blinken graag, de zwoegers.
Zij willen een beetje zoals een godje zijn in hun
zelden vrije tijd. / De tijd dat hun armen moe
zijn en zij niet meer kunnen ploegen. Of...
als de zon niet schijnt. /
Even het paradijs. / Nietsdoen en licht
uitstralen! / Of liever...
weerkaatsen!
Want het licht zit verscholen diep in hen. /
Maar de gulzigheid om de broden doet hun
ogen naar buiten uitpuilen. / Zij kijken
in de verte om zich heen en nooit naar
boven.
Al wat weerkaatst denken zij hùn licht te
zijn. /
De behoefte aan het licht bevat de gevechten
om de broden.