Luister! De klokken! Luister!
Trillend klonk het helder bronzen geluid uit de hoge torens,
het weergalmde over heel de stad,
tot in het kleinste hoekje was zijn roep te weerhoren.
De herdenking van ooit een gebeurtenis,
lang geleden, in de mist der tijd verloren.
Als laatsten, eenzaam naast elkaar, onder de poort der namen.
Als laatsten, de getuigen van het verschrikkelijke eerste uur.
Als laatsten, de getuigen van de vier jaar durende samen,
Vlaamse, Engelse en Franse levens verterende eeuwige vuur.
Als laatsten, toen en nu, fier en trots, voor de vrijheid zij opkwamen.
Plechtig werd de klaroen tegen de lippen gezet.
Gedragen op neerdwarrelende rode blaadjes,
weergalmde de koperen klank van muur naar muur.
Alsof het de vergeten namen tevergeefs aanroept,
vaandel laag, de oorverdovende stilte nadien als groet.
Glinsterend rolt een zilveren traan naar beneden.
Kijkend om hem heen, enkel zijn verleden,
de bezielers van de vrede.
Ooit hoop vol, jong en idealistisch, toen zij zich tegen de vijand,
met hun allen, moedig naar het Ieperse strijdperk zich begaven.
Nu ontheemd, strompelend volgen de weg der gevallen namen.
" elf november "