Fragment uit 'Geen eiland meer'. (Cyclus - Integrale publicatie).
De glitter die ons belet omhoog te kijken, de
miljoen duizend zonnen te zien die ons met
hun licht de warmte beloven. /
Er was niets anders dan warmte, dus licht. /
Voordat de uitersten ontstonden van hitte of
koude.
De donkerte brengt de koude. / Het licht
de warmte. /
De hitte drijft naar de koude, de koude
naar de hitte. / Telkens worden zij heen
en weer geslingerd. / Zij, die het juiste
midden van de warmte niet weten.
Het bulderend gelach, het snerpend geschrei
en de klagenden kreten. / De lach en
de traan bewijzen ons dat zij de glimlach van
het midden niet kennen. / De glimlach
maakt hen razend
In het evenwicht denken wij ons te vervelen. /
Verslaafd als wij zijn aan de sensatie van
de uitersten. /
Het extreme lokt ons altijd opnieuw, tot we
ons verbranden of stijf bevroren te laat
ontdekken.
Het midden nooit in het midden. / Elk
midden draait om een ander midden dat op
zijn beurt om een midden draait! /
Alles is het midden, want niets is het midden. /
Het is niet dit of het is niet dat.
Het is niet warm of het is niet koud. / Het
is niet groot of het is niet klein. /
Het midden kunnen wij niet benoemen. / Het
is geen van beiden. / Terwijl het beiden
is.
Waar zal mijn eiland zijn? Er is geen eiland
waar ik vluchten kan! / Ik leef in het
eiland van het niets, midden in het iets. /
De 'ietsen' rond het niets. / Te weten
dat er niets is (om je zorgen over te maken) in
je eiland. / Waar zorgeloosheid geen
zorg is.
Er is niets (ik maak me zorgen), zou een
zorgeloze blijdschap moeten zijn. / Maar,
wij zijn in het iets getuimeld. / In een
wereld waar wij schuddebollend wakker moeten
worden, om de weg naar het niets terug te
vinden.
Het eiland dat wij ongemerkt meedragen! /
Vergeten, meegebracht uit de wereld vanwaar
wij kwamen. / Vergeten, door de dreun van
de tuimeling in de andere wereld. / Verbaasd,
door de ietsen als wij onze ogen opendeden.