Uit 'Geen eiland meer' (fragment, vervolg op 'Met een rammelende kroes'.
Een beetje later op stap naar de plaatsen
waar de pijpen klinken. / Wordt je arm moe?
Verander dan even. /
Beide armen moe? Even terug op je nek gezet. /
Het is als een 'boe'! / Van schrik gaan
even je ogen open. Waarom dans ik op een
melodie die ik niet wil horen?
Miljaar, mijn brood! / Oef, je hoofd weer
gauw neergezet ergens in een hoek, je handen
vrij en je benen voor de zoetzure walsen. /
De onnozele halzen dragen hun kop op de juiste
plaats. / Zij laten er licht in schijnen,
zegt men.
Een balsemend licht. / Een stralend licht
dat de wonden heelt, toegebracht door verkeerd
kloppende harten en verkeerde gedachten van een
beschaduwd hoofd. / Hoeden zijn de vachten. /
Tulbanden en mijters voor de vlijters die
zeggen dat het licht niet bestaat.
Of, die willen zeggen dat de zon niet nodig is
voor het aanschouwen van wat mild maakt. /
Voor de één vredigheid, voor de ànder grote
waan. / Volgens de anderen die nooit hebben
gezien. / Klaar, maar niet voor de hoofden
die naast de magen staan.
Het hoofd hoort boven het hart te staan. /
Omhoog blikken, de zon als vergelijk, voor
hen die niet weten kunnen omdat zij nooit
kijken naar omhoog. / Naar omhoog, de
sterren als een flauw aanschijn van wat er
'boven' te zien is.
Vredigheid, die je de bitsigheid van de wereld
doet vergeten. / De bitsigheid voor het
verwerven van brood. / De gerustigheid dat
licht zalig maakt. / Wat de anderen ook
beweren.
Zij die de zon verkopen en de sterren beloven
en de maan als symbool van de liefde maken. /
Vuurwerk lanceren. /
Lichtsteden adverteren. /
Flikkerend licht, uit en aan. /
Het geld rinkelt in gestroomlijnde kroezen.
De dansende snoezen dansen in de duisterheid,
terwijl ze je met licht verleiden. /
Het flikkerend licht. / Daar moet je zijn! /
Namaak, niet eens van de zon. / gebruind,
gebuisd onder verlichte lampen. /
Licht propagerend.