Jij, jij je maakt me helemaal kapot,
als 'k aan jou denk voel ik me zo rot.
Je hebt zoveel van me afgenomen,
kapot gemaakt m'n vele dromen.
Jij, je daden, knagen aan mij
nooit voel ik me meer vrij.
Wat jij gedaan hebt is niet te vergeven,
jij bemoeilijkt heel m'n leven.
Waarom besef je niet wat je deed?
Dat je ons bezorgde zoveel leed?
Jij je dacht alleen aan je eigen genot
ten koste van ons, wij zijn kapot.
En dan ben ik degene die het bleef bespaard,
door Gods hand machtig werd ik bewaard.
Maar jij zorgde voor oneindig verdriet
in ons gezin, dat vergeet ik niet.
Ik kan helaas niet om jou gedrag heen,
want ik voel me steeds weer zo alleen.
Mijn verdriet is voor and'ren ongrijpbaar,
aan de buitenkant onzichtbaar.
Jij, je moest zo nodig pakken kind'ren
die niet verweren kunnen, niet verhind'ren,
jij je vermoorde psychisch m'n lieve zussen
jij, thuis in ons gezin maar ondertussen!
Gesproken over beschadigd vertrouwen,
je maakte van ons beschadigde vrouwen.
Ons leven onnodig moeilijk gemaakt
Jij alleen hebt dit veroorzaakt.