voor me zie ik het bed waar jij hoort te zijn
voor me zie ik het bed van jou pijn.
voor me zie ik het bed waar het rood van jou bloed is,
voor me zie ik het bed, en dan gaat het mis.
ik zit op de vloer waar wij samen zaten,
ik zit op de vloer waar wij altijd praatten.
ik zit op de vloer waar jij je rust gevonden had,
ik zit op de vloer waar ik altijd met jou zat.
ik kijk naar de televisie, wat jij zo graag keek,
ik kijk naar een foto waar jij zo vrolijk leek.
ik kijk naar mijn hand, waarop vielen jou tranen
ik kijk in de spiegel en zie ze bij mij een weg banen.
ik denk aan wat je moeder tegen me zij,
ze zij jou naam tegen mij.
ze noemde me bij jou naam,
en nu...nu staar ik enkel uit het raam.
ze denkt dat ik jou kan zijn,
en dat doet mij pijn.
want hoe kan ik iemand worden die ik niet ben,
iemand die ik al mijn hele leven ken.
ik kan gewoon jou niet zijn,
ook al deelden wij dezelfde pijn.
en nu wil ze dat ik daar kom slapen,
om maar naar me te kunnen apengapen.
om te doen alsof jij weer bij hen bent.
maar dat kan ik niet aan...
en dus besluit ik niet naar hen toe te gaan.
hoeveel pijn mij dat ook doet...
maar zo is het goed...
hoeveel pijn ik daarvan ook ondervinden zal,
het is beter dat ik niet voor je inval.
was je maar nooit gegaan...
dan had ik niet in deze postie gestaan.