Daar hoorde ik weer
de stem van het kind van de zee.
De lach van palmen en witte wolken
de belofte van mijn uitgestelde jeugd.
Daar zag ik bijna
haar lichaam
zo mooi als een stralende zon.
Daar viel ik al
in haar armen van aarde.
Wind en water die alles omvatten
en sprak ik tot de druppels op haar borst.
Ik ben een vreemdeling geweest
liep met mijn hoofd niet met mijn voeten.
Zag met gedachten niet met mijn ogen
ik hoorde slangen in plaats van nachtegalen
en rook noch kruiden, noch de zee, noch jou.
Maar vandaag pluk ik de bloem van jou stem.