de hemel is zwart en mateloos eender
nevels en sterren signeren Ôt appel
de maan rijst parmantig boven de beemden
heupwiegend als een schoonheidsmodel
hoor, in de verte blaffen honden verloren
met intu•tie voor de komende list
niets zou de rust van de aardwacht verstoren
zijn rijk gaat pas onder als hijzelf zo beslist
vadsig vertoevend hoog in Ôt uitspansel
dronken van wijn en verblinde wellust
ontgaat hem totaal hoe door zijn gekwansel
een kaper bezit neemt van zijn havens en kust