Groot of klein
Kleine huisjes, als legoblokjes in de uitgestrekte vlakte.
Mensen lopen als mieren door mekaar.
Bomen, net wattenstaafjes, wiegen zachtjes heen en weer.
Net leek het of ik een wolkje pakte,
En was het maar waar.
Een watje was het van weleer.
Alles lijkt zo klein,
Alsof ik door een microscoop moet kijken.
En tevens toch zo groot, datgene van dichtbij.
Maar hier boven in de lucht is het nog zo fijn,
Ik kan het landschap met petieterige dingen vergelijken,
Terwijl de hemel nog nooit zo groot was voor mij.