En we bestaan
De vrouw in de straat, ze staart, lijkt niets aan de hand
Geen trouwring te zien, slechts één enk'le armband
een belofte van trouw, ooit van hem gekregen
Maar onzekerheid was al eeuwig een deel van haar leven
Vlinders zijn mooi maar ze kunnen niet vliegen met één vleugel
daarom gaan wij hand in hand, en we bestaan
Ik weet hoe het moet, het moet, prinses.
De ander jaloers en zwartgallig en niet welbegaan
Ze kijkt wat rond, ze wacht, 't is koud in 't station
de trein komt aan; er verschijn een glim om haar mond
De regen valt, maakt van zijn haar een beekje
Hij komt naar haar toe, neemt haar vast en draait haar in 't rond
Vlinders zijn mooi maar ze kunnen niet vliegen met één vleugel
daarom gaan wij hand in hand, en we bestaan
Maar er zijn nog zeker heden
Men moet niet steeds maar lijden
en denken en weten en vreden en doen
Maar horen: Ik hou van jou!