Het is middernacht, de lantaarnlampen verlichten de straaten.
Onder een natte krant licht een elfje zachtje in haarzelf te praten.
Haar vleugetjes gebroken.
Ze was per ongeluk uit d’r droom gedoken.
en net om haar gouden ketting neergestoken
D’r laatste hoop had ze al zo lang opgegeven
Tranen stromen over haar gezicht
Ze fluistert zachtjes tegen zich zelf in het lantaarnlicht
Met heimwee denkend aan licht oranje wolken en blauwe bomen
De dood zal zo wel komen.
En toen hij kwam was ze niet hier maar in haar droom
Zich nestelend in haar blauwe boom