Ik wandelde door de winkelstraten.Opeens zag ik glinsterende ogen.Het was jou.Ik liep naar je toe en die avond nog zijn we samen in bed geweest.Ik was 15 en jij 14.Sommige dagen voelde je je misselijk.Je ging naar de dokter en hij zei dat je zwanger was.Onze ouders smeten ons buiten.Maar opeens herrinerde ik me iets.Ik kon geen kinderen krijgen.Hoe komt dan dat je zwanger bent.HET WAS MIJN KIND NIET.Ik sloeg je tegen de deur van een hotelkamer dat we gehuurd hebben.Maar ik heb een grote fout ondergaan.Ik smeet je naar het raam maar jij valde eruit.Nu heb ik schuldgevoel.In mijn klein celletje.Ik wou dat je nooit zwanger was geweest.