het oogt zo mooi dat witje
op mijn zomerhand, zo broos
met zwart contour nu vleugellam
al heb ik ook een zwak voor
het frivool oranjetipje dat schubben
licht verwarmt en zwarte punten
lacht naar het icarusblauwtje
stokstijf kan ik zitten kijken
voorbij de tijd, dan bestaat geen uur,
naar die kleurige kleine vos of
dat lieve frĂȘle vlindertje vol vuur
zie hoe de waardige gehakkelde
aurelia zich naast dat dikkopje ontpopt
die zelf niet meer betekent
dan een ordinair doordeweekse mot
dagpauwoog, koninginnepage,
citroen, argus en distelvlinder,
landkaartje, of atalanta,
een hommage aan deze
gevleugelde hemelpracht
toch blijft voor mij als de zomer komt,
de allermooiste,
in eenvoud toch,
het vinkje van de koe