Als dolken,
gescherpt in engelengeduld,
langzaam huid en aderen openklieven
met ondoordachte langzame halen,
als ze ondoordacht
mijn levenskracht
verminken,
als dieven tot mij
nederdalen,
in de diepe nacht die
valse verhalen vertelt,
mij veracht en
langzaam mijn geest proberen
te raken en
mij doen herbeleven
wat nooit mocht zijn,
als deze pijn
mijn bewustzijn doorboord en dieper
dan ik kan denken
mijn wezen verstoort en
al wat ik ben tot
niets terugvoert,
ik opnieuw sterf,
van vlees en bloed ontdaan,
dan besef ik plots weer
wat jij, jij, allerlieve
dievegge mij,
jij,
door er niet te zijn,
hebt aangedaan,
jij