Daar pluk je geen vruchten van.
Het is een dode boomgaard geworden,
wat zich ooit bevond tussen onze huizen.
Het is een plek van vergane glorie,
omringd door kale akkers.
Jouw huis wordt stevig verbouwd,
over de mijne woekeren takken.
Door de stenen kruipen ze naar binnen,
langzaam gaat mijn huis kapot.
Ik let er bijna niet meer op
En als je op visite komt,
doe ik alsof ik ga verhuizen,
naar een veel mooiere, betere plek.
Ik zeg je wel dat de lente komt,
maar ik kan alleen de winter zien,
en hoe jouw huis steeds mooier wordt.
Als ik uit het raam kijk
over de dode boomgaard heen,
zie ik het huis waar ik zo graag wil wonen,
dat ik het mijne vergeet.