Van weinig heb ik bang.
Zeker niet van spoken of van geesten.
Misschien van te veel feesten.
En dat al zo lang.
U begrijpt, dingen die ik niet kan zien
en mythisch zijn bovendien.
En toch ben ik ongerust.
Onze aarde gaat helemaal naar de knoppen.
Smeltend ijs op bergtoppen.
De zomer die de winter kust.
Dieren die al lang moesten slapen
staan voor hun holen te gapen.
Ik weet niet wat te denken.
Ja, de verwarming kost nu minder duur
maar de natuur is overstuur.
Ik wilde kinderen schenken,
wat ik bij mijn kind zijn heb meegemaakt.
Winters, sneeuw, ijs dat kraakt.
Hiervan ben ik bang.
Dit heeft geen mens meer in de hand.
Uit geen enkel land.
Het gebeurt al zo lang.
De gevolgen van verspilling ziet men nu pas.
Ik wilde dat het anders was.