Bij het gloren van de morgen
brengen de eerste treinen mij
naar vertrouwdere plaatsen
dan dit sprookjesparadijs
- Mijn blik op oneindig -
Landschappen ontwaken
Daar vogels groeten in voorbijgaande vlucht
en azuurblauwe hemelen de ochtendzon wekken
Een bekende vreemdeling
strelend mijn verlangens en zacht mijn ziel
Zomeravonden waren vervlogen in deze decembernacht
Doch waren onze vingers immer gevlochten
Tijdloos is de liefde
Doch tikken klokken door
Daar een afscheid weer is gekomen
En moet worden vergeten wat is geweest