Later
Ik heb mijn ogen doorboord
met roestige priemen.
Ik zie niets meer.
Ik heb mijn oren gevuld
met kokend lood.
Ik hoor niets meer.
Ik heb mijn neus dichtgeblakerd
met brandende solfer.
Ik ruik niets meer.
Ik heb mijn tong uitgerukt
met een halfvergane forceps.
Ik smaak niets meer.
Ik heb mijn mannelijkheid behandeld
met een notenkraker.
Ik kan niets meer.
Ik heb mijn polsen
ontdaan van handen.
Ik streel niet meer.
Er blijft bijna niets meer over
van mijn oude lichaam.
En toch, in mijn dromen,
zie ik, hoor ik, ruik ik, smaak ik, bemin ik, streel ik,
nog zo echt als vroeger.
Vroeger,
vroeger toen je zei
dat later nu zou zijn.