Zandloper
Laat elke korrel van dit bed van zand
zich glijden in de allergrootste loper
tot die vol raakt tot aan de rand
en we samen eeuwen gaan doorlopen.
De maan is driekwart en geduldig,
wacht op ‘t breken van een wolk.
Terwijl ik jouw schoonheid huldig
praat ik met haar, zonder tolk.
Onzichtbaar ploegen golven diepe voren.
Onze ogen vormen de afwezige mist.
Ze laten ons hun klaaglied horen
en weten dat we elkaar hebben gemist
Hun mondhoeken op d’einder neergebogen
verraden hun tomeloos verdriet.
Zien mij, daar geboren en getogen
vragen: waarom ziet zij zijn eiland niet?