De avond, is zo vol van gevaren
die je bij de strot kunnen grijpen
en de weinige restjes levenslust bedaren
laten je van angst je bloed wegknijpen
Hij paradeert rond je gedaante
steekt achteloos een mes tussen je ribben
Wie slaakt die zucht? Je laatste
giftige balsem op je trillende lippen
Een klem rond je al nauwe borst
verstikkende handen om je mond
kijk je in de ogen van je vorst
voorspelbaar als aangestoken lont
De rook die wenkt tot slapen
de pijn voor de pijn verlaten
En in m'n droom druipt steeds een gil
als ik niet meer wakker worden wil