Koos en Karel woonden in een huis van steen,
Koos woonde boven en Karel beneên
Koos was erg netjes, en hield cavia’s in zijn gang.
Karel was wat extremer, hij hield het liever bij een slang.
Karel zijn etage was ietwat rommelig te noemen
Die van Koos was om zijn netheid te roemen.
Koos en Karel woonden al jaren samen in dat huis
En voor hen beiden was het absoluut hun thuis.
Toch was enige tijd geleden iets vreselijks gebeurd
Het had hun vriendschap behoorlijk verbeurd.
Het betrof hier eigenlijk hun gezamenlijke voordeur.
Die was saai blauw en ze wilden een andere kleur.
Koos had gekozen voor een stemmig grijs
Karel riep daarop “je bent niet goed wijs!”
Nee dat vond Karel niet echt heel erg mooi.
“Ik heb een beter idee, we kleuren de voordeur rooi!”
Koos was echter een man van de kordate daad
Grijs werd de voordeur, en Karel werd kwaad.
Karel pakte een emmer vol roodachtige nat
En wierp dat van verre tegen de deur, spetterdespat.
Hierop ontstak Koos in een felle woede
Doch Karel was op zijn uiterste hoede.
Koos ging toen met de voordeur aan het lopen
En het huis bleef achter, toegankelijk en open.
Geen dief die dan niet weet wat er gebeuren moet
Dus verdween alles van waarde, niet alleen de poet.
Koos en Karel hun huis is, wat je noemt, nu nogal behoorlijk kaal.
En Koos en Karel spraken nimmer tegen elkaar in geen enkele taal!