het kanaal met langs weerszijden
de dijken waarop populieren staan
heeft met zijn rechte baan
mijn ziel ten hemel getrokken
ik zat verloren tussen kevers gehurkt
vlinders te kijken
die over papavers gele lis en balsemien
fladderden en vierden
tot hij mij langs de vlierstruik wenkte
en mijn blik de verte schonk
de ongehoorde horizon
waar geen enkele bloem
nog bloeide
en zonder kever op de grond
of in de haag
alleen nog punt
waar water met lucht versmolt
éénkennig en geweldig
tussen zingende zuilen
bestond