Alles als een vacht die perfect
om het lichaam sluit, elk bot
begraaft; geen openingen laat.
Afwezigheid is slechts het bezig
zijn; niet aankomen want wat
beweegt is het knelt hoe meer lichaam.
Tijd die zomer neemt en winter
dan, de kou; hoe alles wit en dan
het blauw, het nergens heen gaan.