ik waad me
door dit diepe dal
van duistere schaduwen
praat met de doden
hoor hun fluisterende troost
ik huil me een poel
van lauwe zilte tranen
verdovend schrijnend helend
de wonden
diep in mijn ziel
mijn hoofd leger
het vocht steeds hoger
verzuip ik of niet
jij wenkt me
je gezicht in de zon
schaduwloos
ach, liefste
zo noemde ik je soms
ik wil spartelen
ademen, leven
ik meende je stralen te zien
dacht te voelen je kracht
immens diep
je uitgestoken hand
echter
heeft niks magisch
het is het gebaar
van een mooi mens
puur warmvoelend
en zo zal ik je
altijd zien