Ik voel de zachte ochtendzon,
als jouw hand op mijn wang.
Ik zie de zonnestralen,
begeleider van mijn koningin.
Ik ruik de zoete zomerbloesem,
als jouw perfume om me heen.
Ik proef de zwoele ochtendlucht,
als bode van jouw komst.
Ik hoor een leeuwerik daarboven,
hij zingt zijn lied voor jou.
Mijn hart is vol van jou,
in mijn gedachten
denk ik nog slechts aan jou.
Jouw aanblik doet mijn hart weer slaan,
jouw aanblik houdt mijn ziele recht.
En ied're keer ik aan je denk,
rijt het de wonde open.
Elke keer steeds weer,
rijdt de pijn
op de achtbaan der gevoelens.
Lachend, gierend, brullend,
de kinderen in het wagentje
raken de zwakke plek,
die jou omvat.
Doe ik het slechts mezelf aan?
En jaag ik op een droombeeld?
Mijn illusie leeft heel diep vanbinnen.
De pijn breekt door en ik laat los.
De innerlijke ziel
naar buiten toe verscheurd.
Ik hoop op beterschap,
ik hoop op liefde,
ik hoop naar jou.