Wat als het licht in mij
uitgaat, hobbelige stenen straat
zonder dofgele lantaarns, een melodie in de nacht
verdwaald, die uit elkaar waait
zo wandel ik hier, bot dat zich
langzaam van vlees ontdoet, wat bezielt
mijn lichaam vanavond dan
de maat van mijn onhoorbare
voetstap die zichzelf
overslaat – het hart
een spier uitgerekt, nog even,
scheurt
hier koud en eenzaam vel
om zichzelf gespannen, een zierende pijn
die zich voortsleept, ik, nacht.