Ik sta bij mijn eigen begravenis,
als een vreemde helemaal vooraan.
Leg er mooie witte rozen neer,
tranen over mijn wangen.
Bekenden om mij heen,
ze staan er hopeloos bij.
Zo onbegrepen dat ik er niet meer ben,
dan doodse stilte.
Het enige wat je nog hoort is de wind,
aarde wordt over mij heen gegooid.
De meeste zeggen nog wat tegen mij,
dan gaan ze weg.
Daar sta ik nog bij mijn eigen graf,
er liggen mooie witte en roze rozen.
Mooie gedichten, en tientallen kaarsjes,
ik ben nog niet vergeten.
Ik loop weg van mijn graf,
alles wat ik heb meegemaakt.
Ik wil het vergeten,
had ik het maar nooit gedaan.
Elke dag ga ik toch weer kijken,
het is toch een mooi gezicht.
Ook al ben ik te vroeg gegaan,
Ze blijven aan mij denken.
Opeens zie ik mijn familie,
allemaal om mij heen.
Ik knipper met mijn ogen,
en zie ik heb gedroomd.