Vroeger duurde een ziekenbed soms jaren,
in de straat was er altijd wel iemand,
die bleek voor 't venster zat, in de schaduwkant,
een scheepje dat niet meer uit kon varen,
voorgoed, weerloos in een kleine haven gestrand,
soms nog met die hunker, een plotse hang
naar leven en hoge baren, maar blijvend geplant
achter glas, luisterend naar de sirenenzang.
Vandaag is er iemand die ineens verdwijnt
je mist hem nauwelijks of je hoort terloops
hoe hij schielijk in Valerius kwam aan zijn eind.
Weer wordt er ééntje opgehaald, iets goedkoops,
vandaag uit de mode , niets ongewenster,
dan dag na dag te sterven voor je venster