Het schip ging woest te keer en Garrison had het gevoel dat het wel eens heel fout kon aflopen met deze storm. "Gyselda!" Will liet Gyselda los. Nicolas liep naar zijn dochter toe. "Kind, neem ons niet kwalijk, maar je broer en ik kunnen de kapitein misschien een handje helpen. Vrouw, zorgt u voor haar!" De vrouw knikte instemmend: "Gaat u maar, mijnheer. U zult wel weten, waar de nood het hoogst is." Garrison wenkte Will en samen verdwenen ze uit de hut, waarbij Will werd nagekeken door zijn pleegzusje. Aangekomen bij het roer zagen zij dat de kapitein grote moeite had het schip in bedwang te houden. Zijn norse gelaat vertoonde krampachtige trekken. Zijn kleding was doorweekt en de oude zeeman had een lelijke hoest over zich. "Gaat het, oude man?!": schreeuwde Garrison over het dek. "Hmmm, gaat het oude man?! Wie denk je wel dat je voor je hebt? De vaart is mijn leven! Gaat het, oude man. Hmm." Opnieuw werd de kapitein overvallen door een heftige hoestbui. "Kunnen we wat voor u doen, meester?": riep Will vol eerbied om de zeeman niet weer te beledigen. De kapitein schudde zijn hoofd: "Nee, jongen. De zeilen zijn kapot. We zijn overgeleverd aan de natuur en aan de ervaring van een oude zeerot. De wind wil niet gaan liggen en daar moeten we op wachten!" Will keek naar het wand en zag de zeilen fladderen aan de masten. Er was niet veel meer van overgebleven dan flarden linnen. Terwijl Nicolas en zijn pleegzoon bij de kapitein waren, was er ook een ander schepsel weer in beweging gekomen. De misdadiger Blake stond voor de slaaphutten en had niet veel goeds in de zin. Hij staarde naar binnen en al schuifelend kwam hij bij de hut van Gyselda en de vrouw. Hij loerde door de kieren van de hut en zag daar het mooie meisje. Haar schouder ontbloot, haar hoofd verbonden, haar verdere lichaam verborgen onder een deken. Blake werd opgewonden en het water liep hem van het voorhoofd. "Daar is mijn beloning, dit keer is ze dan echt voor mij." Voorzichtig duwde hij de piepende deur open. De vrouw sliep, Gyselda ook. Zij merkte de binnenkomst van de wreedaard niet op. Op zijn tenen liep hij naar Gyselda, en daar aangekomen pakte hij haar bij de schouders. De jonkvrouwe schrok wakker en keek recht in de indringende ogen van Blake. Ze wilde om hulp roepen, maar kon geen woord uitbrengen. Een grote hand met daarom een ledere handschoen afgezet met ijzeren taatsen snoerde haar mond. De blik van haar belager richtte zich op haar lichaam, toen deze zei: "Geen woord, hè kleintje. Anders ga je eraan. Je bent voor mij, helemaal voor mij." Een litteken schitterde op zijn linker wang alsof het een triomf was. Gyselda zag in dat deze man te gevaarlijk was om zich dan ook maar iets te verzetten. Behendig draaide hij de jonkvrouwe op haar rug. Ze zag het schuim op zijn lippen dansen, de lust om haar te bezitten. Zijn kolossale lichaam overdekte dat van Gyselda, en... het gebeurde. Een immense pijn maakte zich meester over het tot voor kort nog maagdelijke lichaam van de mooie Gyselda. De wereld duizelde voor haar ogen, en terwijl de kwaadaardige Blake zijn gruwelijke spel voortzette, kon ze alleen maar hopen dat het spoedig afgelopen zou zijn. Ze zou nog liever sterven, dan deze pijn nog langer te moeten verdragen. Haar ogen gericht naar het houten plafond, haar handen verkrampt in de dekens. Hoelang zou deze pijnlijke vernedering nog voortduren? Plots ontwaakte de vrouw en zij aanzag het gruwelijke tafereel. Ze rende op Blake af en schreeuwde:
"SMEERLAP, LAAT HAAR MET RUST!!!", maar net toen zij haar nagels in de blote rug van de misdadiger wilde zetten, stak hij haar een mes toe. Met een door alles heen dringende kreet zakte ze hevig bloedend inéén op de grond: DOOD! "Vader, hoor je die gil? Gyselda! Vader, er is wat met Gyselda!" Will rende zo hard hij kon over het dansende dek naar de hut van zijn pleegzusje toe. Wat hem daar te wachten stond. Hij moest met lede ogen toezien dat zijn pleegzusje op brute wijze van haar eer was beroofd. Het werd zwart voor zijn ogen en zonder erbij na te denken, hoeveel risico hij nam, stormde hij op de reus af. "Vuile schoft!!!":schreeuwde Will en stak de dolk, waar Mike het leven voor liet, in de zijde van Blake. Een rauwe brul klonk uit de met bloed gevulde mond van de moordenaar. Hij ging van zijn slachtoffer af en keek Will met angstaanjagende ogen aan. Zonder een spier te vertrekken trok de misdadiger de dolk uit zijn flank en richtte deze op Will. Gyselda deed haar handen voor haar ogen, wachtend op het onvermijdelijke vonnis. Ze hoorde de dreun naast haar bed en de vloerdelen trilde nog na. De jonkvrouwe begon te wenen en al huilende opende zij haar ogen om het dode lichaam van haar zo geliefde Will te aanschouwen. Maar daar wachtte haar een verrassing......:
Niet de jongen waar zij zoveel van hield, maar de man die haar op een walgelijke wijze had ontmaagd, lag naast haar bed. De kolos lag ontzield en besmeurd met zijn eigen levensvocht voor de voeten van de telgen Garrison. Gyselda slaakte een kreet: "Will!!! Help me!" Ik ga dood! Ik bloed dood!!" Will zag bloed langs de benen van zijn pleegzusje sijpelen. Opnieuw omarmde hij haar stevig: "Nee, lief zusje, je gaat niet dood. Ik blijf bij je. Ik zal je beschermen mijn leven lang. Ik laat je nimmer meer alleen. Ik houdt van je." Zij wisten niet dat Nicolas nu ook in de deuropening stond. Hij zag de dode vrouw, hij zag de levenloze Blake, en..... hij zag de kinderen, de kinderen waar hij voor leefde. Tranen rolde over zijn wangen. Waarom? Waarom moesten zij zoveel doormaken.
Plots was er een oorverdovend geluid, een hel licht! Wat gebeurde er? (wordt vervolgd)