Jij bent mijn herberg op de te zware weg,
waar ik kan overnachten, uitrusten,
voordat ik weer op het eindeloze pad ga,
Jij bent mijn bergtop op de te steile berg,
die mij de reden toont,
waarom ik doorzet, ookal wist ik zelf niet waarom,
Jij bent mijn rots tijdens mijn schipbreuk,
waarop ik adem kan halen,
en niet zal verdrinken zee in mijn verdriet,
Jij bent mijn haven in de woeste zee,
Die mij een luwte biedt,
en rust voor de volgende tocht door problemen,
Jij bent mijn steunpilaar in mijn instortend huis,
die mijn leven overeind houdt,
als het opnieuw dreigt in te storten onder de tegenslagen,
Jij bent mijn verlosser.