de kringen op de vijver
vissen ademen in en uit
worden gezien door de dood
in de vermomming van leven
een hazelipvleermuis
slaat op de echo van geluid
zijn rechterachterklauw uit
de middag brengt wolken
regendruppels op de ruit
de vissen duiken onder
houden niet van neerslag
op hun doorzichtig dak
laten hun gedachten gaan
voorbij cellomuziek en poëzie
achter in de tuin geurt
de cannabis, aangewaaid
over gras pasgemaaid
jij leunt tegen mij aan
ik ga wat steviger staan
alsof ik wortel in de grond
opdat wij eens als notelaar