DE LACH
Ik slenter door de straten, Weet niet wat ik hier doe.
Het mag ook niet meer baten, Het leven maakt me moe.
Te moe om nog te hopen, Te moe om moe te zijn.
Te moe om te verbergen, achter drugs, bier en wijn.
Maar ergens in de verte. Zo hoog als wolken zijn.
Daar glinstert een lach. Een lach naar mij.
Wat wil deze lach me zeggen, Wat wil deze lach van mij.
Is zij gekomen om mij te halen, Of ze geeft ze mij nog wat tijd.
Nu is het opeens donker, Geen glinsterende lach.
Omgeven door het duister, Een eindeloze dag.
Is dit nu wat ik wilde, Is dit waar ik moet zijn.
Verlost van mijn vermoeidheid, Verlost van al mijn pijn.
Maar toch ben ik verdrietig, somber en verkramp.
Want waar is mijn familie.
Waar zijn de mensen, waarbij ik altijd strand.
Ik hoor ze zachtjes huilen.
Ik troost ze in hun slaap.
Maar zij kunnen mij niet horen.
Niet zien dat ik hier sta.
De lach heeft mij bewezen, De lach heeft mij gered.
Ik geef toch om het leven, Meer dan ik zelf zeg.
WyC