Ze is zo dicht en toch zo ver van mij. Ze lust me rauw
maar ‘t blijft bij koek en ei. Ik vertel haar gevoelens
en dan toont ze lachende tanden maar
die scherpen haar lippen tot ravijnranden.
Ze verdamt bij het geaai van mijn blozende handen
maar stolt zowat als ik uit haar vingertoppen de afdruk van
haar strelen vat. Ze is zo een beetje vreemd:
terwijl een zwerm aan kusjes mijn hart in honing zet
bederft ze alle pret door een vleesgeworden heimwee
te laten zouten in nieuwe tranen
En zo blijven we maar samen, ‘t blijft wel aan,
maar ieder uur blijf ik staan bij die ene vraag:
wat maakt het nog allemaal uit vandaag?