Rennen door dagen.
Rusten in tranen.
Tegenstrijdig elkaar plagen.
Jij.,ik.
Wij,
twee verwarden wanen.
Kruipent achter vragen.
Slepent achter de leugen aan.
Geen waarheid wat ons doet klagen.
In elkaars armen slapen.
Oogjes toe.
en in diepe dwalen toen dromenland ingegaan.
Wij zijn het moe...
waardoor we in één nachtmerrie het verder bewagen.
slapend rolt uit mijn ogen een laatste trieste traan
Jij streeft gedachtens naar mij.
Ik verlang naar jouw handen wat mijn wang doen drogen.
wij zijn zo vrij.
eigelijk maar gelogen.
We rennen nu nog in de vergeten dagen.
rusten in verwarde en trieste tranen.
Zijn ze echt of slechts bedrogen?
zwarte, witte....
tegenstrijden wat plagen.
jij, ik ....,
wij samen ...
vol van haat...
doen wij elkaar toch door deze oorlog van verdriet heen dragen.