Schreeuwend, vloekend kom je naar me toe,
beschuldigt me van dingen waar ik niks van weet.
'Jij hebt het gedaan, jij hebt me verraden',
'ik haat je en wil dat je net als ik onze vriendschap vergeet.'
Mij maakte het niet uit,
hoe hard ze ook schreeuwde (te) luid.
Ik leefde dag na dag gewoon door,
hoe hard ze me peste en sloeg, zei verloor.
Liet mijn emoties niet zien aan haar,
en dat vond zei maar raar.
Maar 'ik' wist dat ik niks had gedaan,
dus treuren omdat zei me beschuldigde had ik niks aan.
Na drie weken lang stopt ze met pesten,
ik vroeg me af waarom.
Maar ze had haar 'kostbare' bezit terug,
wat ik gehad zou moeten hebben.
Zei had spijt, huilen iedere dag,
kwam niet meer op school en ik met een grote glimlach.
Dit had ze verdient, na drie weken lang,
nu ben ik vrolijk en is zei ineens bang.
Bang want ze moest sorry zeggen,
en wou onze vriendschap terug.
Ik zei meisje jij bent nooit een vriendin geweest,
vriendinnen beschuldigen,slaan en schelden niet zo vlug.
Eigenlijk horen ze het helemaal niet te doen,
maar voor mij besta jij niet meer.
Iedereen begon haar uit te lachen en te pesten,
en ik vroeg: 'Zeg meisje, doet nou zo'n zeer?'
*fictie.