Waar dromen
zijn gebarsten
en levens
zijn verwoest,
heersen duizend
hete woorden,
gebakken
door de tijd
vol kwalen
en gebreken,
een gift
van haat
en nijd.
Was jij maar,
toen
en dezer dagen,
de zomer
diep in mij,
ver van
’s winters
kille dagen,
geboren
in het spreken
dat eens jij zei.