Op de fiets denk je maar, met
de lucht die langs je lichaam stroomt
krijg je prachtige ideeën over wat te doen.
Zoals de afwas en de stoep vegen en
de was ophangen en het onkruid wieden
(het gaat van huis naar tuin en huis en tuin
ik krijg maar geen structuur)
Nee,
Ik grijp in de lucht en klap achterover,
want ik voel zo weinig. En nu voel
ik bloed. En nu voel ik handen die om
monden geklemd schreeuwen alarm. Nee
ik voel ze niet, ik hoor ze. Want ze zijn
niet op mijn lichaam, maar daarbuiten.
Buiten in de tuin,
nee
Niet in de tuin! (De tuin is gewied en de
stoep is geveegd)
Ik zit dan op de fiets en denk maar,
met lucht en een stroom en een sloot
aan de zijkant met een dobberende eend,
kroost en dan fiets je maar
en val je weg.