De zachtgele zonnestralen brengen een
glinstering op het water.
Een druppel geeft
het water rimpels,
kleine kringen, grote kringen,
en plots zijn ze verdwenen.
Een schaduw werpt zijn duisternis
op de oppervlakte van het water.
De schaduw komt van een boom,
er zijn nu twee bomen,
een in werkelijkheid en zijn schaduw
wordt door het water gedragen.
En alles is rustig, kalm,
geen beweging te bespeuren.
Enkel dan de rimpels in het water,
door de druppel die van de boom viel.
De boom waarvan het water zijn schaduw draagt.
Hier en daar het gefluit van een vogel,
stil en luid, maar toch…
een hemels geluid.
Geritsel tussen de bladeren van de bomen,
de vogels maken hun nest,
het is lente, het wordt mei,
straks komen de kleintjes.
Een druppel in het water,
rimpels, kleine kringen, grote kringen.
Een schaduw op het water,
de zon brengt een glinstering,
vormt het water om tot een spiegel.
Iedereen ziet iedereen,
de vogel ziet de zon, de bomen,
de rimpels in het water en de schaduw.
De boom ziet de vogel, de zon,
de rimpels in het water en zijn schaduw.
enkel de schaduw ziet niemand,
hij drijft op het water en af en toe
komt een rimpel over hem heen,
een rimpel door de druppel die
van de boom viel,
doordat het vogeltje zijn nest
moest maken,
omdat het lente is en
algauw de kleintjes komen…
Of toch, de schaduw ziet de boom,
de vogel, of niet?
Is de schaduw echt zo duister?
Als de schaduw er niet was,
wil dat zeggen dat er geen zon was,
dat er geen glinstering op het water was,
dat de boom niet kon groeien,
dat er geen druppel was die
rimpels in het water zou brengen.
Dat er dus geen schoonheid was,
dus is de schaduw werkelijk zo duister,
of is de zon gewoon een schitterend element?
Wie zal het zeggen,
wie zal de knoop doorhakken?
Ik kan het niet…