Ik ben wel geen koningskind
Maar slechts een bedelaarsknaap
Toch ben ik steeds goed gezind
Zo spelend, het zwarte schaap
Met mijn neus al in de wind
Op de vuist recht voor de raap
Word ik door velen bemind
Al hield ik hen voor de aap
Doch om vriendschap niet verblind
Val ik bij ruzie in slaap
Met de regenboog als lint
Die ik hier voor jou opraap
Als een beeldje stijf getint
Sta ik boven op die kaap
Als een lief poesje dat spint
Wachten op jou toeverlaat