Aan het water sluit ik mijn ogen,
even dwaal ik af.
Kon ik maar vliegen als een vogel,
vrij zijn in de lucht.
Dan vloog ik rondjes, keer op keer,
een vogelvrije vlucht.
Ik zou vliegen over zee en land,
genieten van 't geluid.
De wind strijkt me zachtjes door m'n haar,
kippenvel op m'n huid.
Mijn handen glijden door het zand,
o zo zacht, als fluweel.
Hier ben ik één met de natuur,
we vormen één geheel.