Af en toe
wanneer zij ogen sluit
vuisten balt
breekt
van binnen smeekt
gehavend zout verbijt
zich zwijgzaam
onderwerpt aan
diepe schaamte
die moedeloos neerkijkt
op voeten, handen
niets anders draagt dan
een hoofd
gevuld door herinnering
en uitgeput de ziel
nog slechts
één dunne draad rijgt
dan,
sluit ik ogen
laat het duister
mij toedekken
en wacht